Bespreek samen met uw partner hoe u over screening onderzoek (onderzoek) denkt.

Vragen die u misschien kunnen helpen:

  • Een belangrijke vraag is of u wilt weten of uw kind down-, edwards- of patausyndroom heeft voordat het is geboren? Wat gaat u doen met de uitslag? 
  • Waarom zou u de screening op down-, edwards- en patausyndroom willen? Waarom niet?
  • Als uw kind inderdaad down-, edwards- of patausyndroom heeft, hoe bereidt u zich hierop voor?
  • Hoe kijkt u aan tegen het eventueel beëindigen van een zwangerschap als uw kind down-, edwards- of patausyndroom heeft?

Als u kiest voor screening, wat kan de uitslag met u doen?

  1. U raakt ongerust: de uitslag geeft aan dat uw kind misschien een aandoening heeft. Meestal is vervolgonderzoek nodig om dit zeker te weten. Wilt u dat dan? 
  2. U kunt voor moeilijke keuzes komen te staan: uit het vervolgonderzoek kan naar voren komen dat uw kind een aandoening heeft. U moet dan nadenken over wat u wilt doen. Zou u de zwangerschap willen uitdragen of wilt u de zwangerschap beëindigen? Wilt u voor deze keuze gesteld worden of wilt u daar niet over hoeven nadenken? 
  3. U wordt gerustgesteld: bij de screening zijn geen aandoeningen gevonden. Of er is een aandoening gevonden die in het dagelijkse leven weinig problemen geeft. Ook al is de uitslag goed, uw kind kan toch een aandoening hebben. Want de screening vindt niet alle aandoeningen. U bepaalt zelf of u prenatale tijdens de zwangerschap (tijdens de zwangerschap) screening wilt en hoe ver u wilt gaan met het onderzoek. Als u dat wilt, kunt u op elk moment van het onderzoek stoppen.