De neonatale na de geboorte (na de geboorte) gehoorscreening heeft als doel om een permanent gehoorverlies van minimaal 40 decibel aan een of beide oren op te sporen. Dit houdt in dat niet alle gehoorverlies wordt opgespoord. De gehoorscreening kent ook beperkingen door de gebruikte testmethode.

Direct naar:

Lichte gehoorverliezen niet opgespoord

Een gunstige screeningsuitslag ('pass') sluit een licht gehoorverlies niet uit. In 1997 heeft de Wereld Gezondheidszorg Organisatie (WHO) slechthorendheid omschreven als een gemiddeld gehoorverlies van meer dan 25 dB aan het beste oor, gemeten bij de frequenties 0.5, 1, 2 en 4 kHz. Dat bij de neonatale na de geboorte (na de geboorte) gehoorscreening is gekozen voor een gehoorverlies van minimaal 40 dB hangt samen met de negatieve gevolgen ervan voor de ontwikkeling van het kind, de beperkingen van de screeningsapparatuur, en de beschikbaarheid van effectieve interventies. Daarom wordt altijd gesproken van een voldoende of een onvoldoende screeningsresultaat en niet van een normaal of mogelijk afwijkend gehoor. Lichte gehoorverliezen worden immers niet opgespoord.

Ook eenzijdige gehoorverliezen opgespoord

De kinderen met een eenzijdig gehoorverlies behoren ook tot de doelgroep omdat bij hen het risico bestaat van progressieve en/of bilaterale gehoorverliezen. Hoewel een eenzijdig gehoorverlies een normale taal- spraakontwikkeling in principe niet in de weg staat heeft het kind wel last met spraakverstaan in een rumoerige omgeving. Ook is het moeilijker om te bepalen uit welke richting het geluid komt. Daarbij komt dat de kinderen met een eenzijdig gehoorverlies vaker een schooljaar doubleren en vaker gedragsproblemen vertonen in de klas. Op school hebben ze daarom extra aandacht nodig. 

Beperkingen van de gebruikte testmethode: auditieve neuropathie

In de JGZ Jeugdgezondheidszorg (Jeugdgezondheidszorg) wordt in de eerste twee rondes gescreend met de OAE-methode. Met behulp van deze methode kan worden getest of een oor goed functioneert tot op het niveau van de buitenste trilhaarcellen. Zie Hoe aantonen van gehoorverlies. Het traject vanaf de binnenste trilhaarcellen richting centrale zenuwstelsel wordt hiermee echter niet getest. Wanneer de slechthorendheid daar zijn oorsprong heeft wordt dit met de OAE-methode niet opgespoord.

Van de kinderen die opgenomen zijn op de Neonatale Intensive Care Units (NICU neonatale intensive care unit (neonatale intensive care unit)’s) is bekend dat de kans op auditieve neuropathie (want daar gaat het in dit geval om) verhoogd is. Op de NICU’s wordt daarom uitsluitend met de AABR-methode gescreend. In de JGZ worden ook kinderen die vanwege andere redenen 'at risk' zijn voor auditieve neuropathie uitsluitend gescreend met de AABR-methode. Zie het Ziekenhuisprotocol.

Voldoende screeningsresultaat geen garantie voor een goed gehoor

Ook na een voldoende uitslag bij de neonatale gehoorscreening moeten ouders en professionals alert blijven op gehoorverlies vanwege:

  • fout-negatieve uitslagen;
  • gehoorverlies < 40 dB;
  • auditieve neuropathie bij kinderen zonder risicofactoren;

maar ook vanwege slechthorendheid die pas na de neonatale periode manifest wordt als gevolg van:

  • vertraagd tot uiting komend gehoorverlies (delayed-onset);
  • progressief gehoorverlies (tijdens de screening onderzoek (onderzoek) nog een gehoorverlies onder de drempel van 40 dB);
  • verworven gehoorverlies.

Otitis media met effusie (OME)

In de jaren negentig bleek dat het opsporen van kinderen met otitis media met effusie (OME) niet zinvol was. OME bleek uiteindelijk geen negatieve gevolgen te hebben voor de schoolprestaties. Hiermee werd de vervroeging van de gehoorscreening op de leeftijd van negen maanden naar de neonatale periode onderbouwd.