Informatie over de monitoring en evaluatie van de neonatale na de geboorte (na de geboorte) gehoorscreening en de gebruikte indicatoren.

Monitoring en evaluatie

Evaluatie van de neonatale gehoorscreening vindt niet structureel plaats, maar op basis van gerichte onderzoeksvragen met betrekking tot delen van het programma. Wel worden jaarlijks in opdracht van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)-CvB Centrum voor Bevolkingsonderzoek (Centrum voor Bevolkingsonderzoek) de resultaten van de neonatale gehoorscreening op landelijk en organisatieniveau gemonitord. De basis van de monitoring wordt gevormd door de  indicatorenset  en de aan de indicatoren verbonden waarden. De hiervoor benodigde screeningsgegevens worden aangeleverd uit het NIS Neonatale Gehoorscreeningsinformatiesysteem (Neonatale Gehoorscreeningsinformatiesysteem). De JGZ Jeugdgezondheidszorg (Jeugdgezondheidszorg)-organisaties hebben hiervoor in de verwerkerovereenkomst tussen NSDSK en JGZ-organisaties toestemming gegeven. De benodigde gegevens uit het diagnostisch traject zijn ook afkomstig uit het NIS. Na toestemming van de ouders zijn ze handmatig of digitaal toegevoegd aan de screeningsgegevens van het betreffende kind in het NIS.

De monitoring gebeurt op geanonimiseerd niveau. Wanneer uit de resultaten blijkt dat een JGZ-organisatie (herhaaldelijk) niet voldoet aan een norm, signaal- of streefwaarde, dan krijgt de betreffende (gecodeerde) JGZ-organisatie het advies om te onderzoeken of het niet voldoen te maken heeft met de kwaliteit van de uitvoering en om zo nodig verbeteracties in te zetten. Dit advies wordt gegeven in de begeleidende brief die met het monitoringsrapport meegestuurd wordt naar alle JGZ-organisaties.

Als na 3 jaar geen verbetering te zien is in de resultaten van een JGZ-organisatie dan wordt in de oplegbrief gevraagd aan de JGZ-organisatie met die bepaalde code om contact op te nemen met de programmacoördinator NGS om samen te kijken wat er aan de hand is en of hier een oplossing voor gevonden kan worden. Mocht de betreffende JGZ-organisatie dit niet doen, dan meldt de programmacoördinator dit aan ActiZ en GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio) Nederland. Zij sturen een brief aan hun leden waarbij ze het verzoek herhalen. Als aanvulling geven ze het voorbeeld dat in het verleden bij een JGZ-organisatie bijvoorbeeld bleek dat het niet kunnen voldoen aan de norm voor het tijdig afronden van het screeningsproces veroorzaakt werd door kinderen van expats die eigenlijk niet meegerekend hoefden te worden bij de monitoring. Er is toen geregeld dat geregistreerd kon worden wanneer het een kind van expats betreft. De resultaten van deze kinderen worden niet meer meegenomen in de monitor.

De resultaten van de monitoring hebben ten aanzien van het diagnostisch traject een signalerend karakter. De resultaten worden tijdens een jaarlijkse bijeenkomst teruggekoppeld aan de audiologen en aan de FENAC (Federatie van Nederlandse Audiologische Centra) gestuurd.Tussentijds worden ook enkele indicatoren in het screeningstraject gemonitord door de regiocoördinator. Het gaat om indicatoren die betrekking hebben op deelname, percentage onvoldoende screeningen (refers) en tijdigheid. Wanneer resultaten op organisatie- of screenerniveau niet voldoen aan de normen of andere waarden wordt door de regiocoördinator onderzocht of dit met de kwaliteit van de uitvoering van de screening onderzoek (onderzoek) te maken heeft. Zo ja, dan vindt een interventie plaats. Dit kan variëren van een telefonisch contact met de screener tot een coachingsbezoek. De evaluatie van het effect van eventuele acties kan dan in de daarop volgende periode plaats vinden (plan-do-check-act-cyclus).